‘’Moet je haar nou toch eens zien, is ze niet prachtig?’’
Buiten komt de zon boven na haar nachtelijke duik in de zee. Het vertrouwde
geluid van een fietstas die tegen spaken aan slaat, wordt steeds duidelijker.
De krantenjongen is vroeg vandaag. Ik kijk niet langer naar de zon maar draai
mijn hoofd naar haar. Zij, die al de wonderen van de wereld in het niets doet
vallen. Zij, die al mijn dagen vult. Zij, die zij is. Haar gouden riem omgordt
haar smalle taille, beschermd haar. De zijde zachte stof van haar
parelmoerkleurige jurkje verbergt de geheime die ik nooit zal ontrafelen.
Schoentjes, blauw als de zee die de zon opslokt. Ik ben jaloers op haar kleding
die zo dicht bij haar kan zijn, haar kan voelen. Naast mij hoor ik een krakend
geluid. Even ben ik bang dat mijn vraag door iemand beantwoordt zal worden,
maar het blijkt de wind te zijn die de bladeren mee op reis neemt. Aan de
overkant van de straat lopen twee jongetjes in verwaarloosde kleding met een
papieren bootje in de hand. Hinkend over de stoeptegels fluiten ze een simpel
wijsje wat al gauw in mijn hoofd gaat zitten. ‘’Fjuut, fjuut, fjuuut!’’ Ik
vraag me af wat die jongens op dit vroege tijdstip buiten doen, waarschijnlijk
gaan ze helpen met de opbouw van de vismarkt in ruil voor een dubbeltje. Mijn
gedachten dwalen af naar een plek hier ver vandaan waar mijn danseresje en ik
samen kunnen zijn. Een plek waar er geen gapend gat tussen een venster en een
tafel is die twee geliefden van elkaar scheidt. Geliefden, was het maar zo. Kon
ik maar zeggen dat wij twee geliefden zijn, kon ik dat maar. Het is een verboden
gedachten dat de liefde die zij uitstraalt alleen voor mij bedoelt zou zijn,
maar toch denk ik eraan. Want ook al heb ik vierentwintig broertjes die allemaal
wel twee benen hebben, ze lijkt zich te interesseren in mij. Ze kijkt me aan
met een blik die boekdelen schrijft in een taal die ik niet ken. Haar lippen
vormen woorden die nooit de overkant zullen halen, maar blijven zweven in de
ruimte die zich tussen ons bevindt. Met mijn ogen leer ik elke plooi van haar
jurk uit mijn hoofd, haar wimpers heb ik al honderden keren geteld. Ik wil haar
onthouden precies zoals ze is, precies zoals ze hier elke dag voor haar
kartonnen kasteel staat. Ik wil haar onthouden zodat ik aan haar kan denken
tijdens de reis die ik nooit zal maken.
Wordt vervolgt...
Tot morgen,
Julie Joanne
P.S. Deel 2 komt morgen online :)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten